Met slaperige ogen als resultaat van een negen uur durende treinrit vanuit Hanoi werden we begroet met de koele ochtendmist van december bij het uitstappen op het station in Lao Cai. We waren met de laatste etappe van onze reis bezig, klaar voor een trektocht door de terrasvormige heuvels van de Muong Hoa-vallei in Sa Pa, een stad in het Hoàng Liên Son-gebergte in het noordwesten van Vietnam.
De rit van Lao Cai naar Sa Pa was een trage, kronkelende rit op duizelingwekkende bergwegen. We waren niet voorbereid op het koude en modderige terrein en ploeteren met onze regenlaarzen door de natte modder. Maar toch gingen we door. We hadden een doel voor ogen: de bergdorpen verkennen waar we Sa Pa voor bezochten.

We kwamen toevallig een groep H’mong-vrouwen tegen in de buurt van ons hotel. De H’mong zijn lokale bergbewoners die behoren tot een etnische minderheid. In de 18e eeuw migreerden ze vanuit China naar Vietnam om de politieke onrust te ontvuchten. Ze wonen nog steeds langs de grens van Vietnam en China. Samen met deze vrouwen wandelden we door de dorpen.
Ze droegen kleurrijke hoofddoeken en met de hand geweven vesten, evenals een paar extra lagen kleding om de verraderlijke kou het hoofd te bieden. De meesten hadden enorme manden op hun rug gebonden. Daar bovenop zat een plastic zeiltje om hun bezittingen droog te houden. Sommigen droegen hun geliefde baby’s op hun rug.
Dat was toen ik Li ontmoette, die me vertelde dat ze 25 was en twee kinderen had van drie en vier. Ik zei schaapachtig dat ik 23 was. Ze lachte en zei dat ik van huwbare leeftijd was en dat ik net als zij zou moeten trouwen en aan kinderen moest beginnen.
Dat was toen ik Li ontmoette: 25 met twee kinderen. Ik zei schaapachtig dat ik 23 was. Ze lachte en zei dat ik van huwbare leeftijd was en dat ik net als zij zou moeten trouwen en aan kinderen moest beginnen.
Ik realiseerde me dat culturele context een grote rol speelt bij het bepalen van iemands levenstraject en sociale omstandigheden. Het idee van trouwen en kinderen klonk voor mij vergezocht.
Ik glimlachte en probeerde andere vragen te verzinnen die dit ongemakkelijke gesprek iets minder persoonlijk zouden maken.

Vriendelijkheid van een volkomen vreemde
Li leidde ons door de kale terrassen, zo leeg zonder de rijst die al eerder was geoogst in september, toen de rijstvelden nog weelderig en smaragdgroen waren. Onze regenlaarzen zonken bij elke stap in de modder toen we langzaam afdaalden. Ik was bang om uit te glijden en van de bergkammen af te vallen, Mijn handen strekten zich uit om eventuele uitstekende oppervlakken vast te pakken voor extra ondersteuning.
Alsof ze begreep hoe ik me voelde tijdens het doorkruisen van het ruige terrein, strekte Li regelmatig haar arm uit. Ik was zo afhankelijk van haar tijdens de hele trektocht, als een bloedzuiger die zich wanhopig aan een menselijke huid vasthield.
“Dankjewel.” Ik was de tel al kwijtgeraakt van het aantal keren dat ik dat gezegd had.
We bereikten een rustplaats, een rieten, houten schuilplaats. Toen kwam Li naar me toe met een soort hartje gemaakt van bladeren.
“Voor jou.”
Op dat moment voelde ik een verlammend schuldgevoel dat zich in mijn geweten sijpelde. Vanaf het begin van de trek had ik niets voor haar gedaan.
Wat kon ik doen met dit gevoel van morele verplichting? Ik wilde iets terug doen voor deze vokomen vreemde die zoveel vriendelijkheid had getoond.

Tijdens de winterse trektocht door de rijstterrassen en koude, heuvelachtige hellingen van Sa Pa maakte mijn gedachten overuren. Ik heb er de hele reis over nagedacht, totdat we onze laatste stop bereikten om te lunchen.
Ik vroeg me af of Li elke dag reizigers vergezelde op hun tochten.
Wat deed ze voor de kost?
Wat deed ze in haar vrije tijd?
Waar waren haar kinderen?
Wie zorgde voor hen als ze aan het wandelen was?
Wat deed haar man?
Waar was hij?
Een abrupte ommekeer
Op dat moment snapte ik wat ik voor haar kon doen.
Ik concludeerde dat ze vast en zeker een symbolische som van geld zou waarderen, voor haar gastvrijheid en vriendelijkheid.
Uiteindelijk kwamen we aan bij een berghut waar we na bijna vier uur een stop maakten voor de lunch. Het was een welverdiende pauze van de eindeloze motregen. Voor Li en ik was het tijd om afscheid te nemen.
Ze hield mijn arm vast.
“Wacht.” Ze haalde de zware bamboemand van haar schouders en tilde voorzichtig de plastic folie op.
“Koop alsjeblieft iets van mij.”
Ik leunde dichterbij en gluurde in de bamboemand die ze de hele tijd had gedragen. Het waren buideltjes, handgemaakte zakjes en portemonnees met verschillende ontwerpen en patronen. Ze zagen er bijna hetzelfde uit als die tasjes op de toeristenmarkten. Het soort maaksels uit de massaproductie van de textielindustrie.
“Please. Please.” Ze werd steeds indringender. Ik verwachtte al zoiets, maar van deze abrupte ommekeer schrok ik toch.
Allerlei gedachten schoten door mijn hoofd. Was dit de reden waarom ze de hele tijd aan mijn zijde was geweest? Was dit de reden waarom ze de hele reis een gesprek probeerde aan te knopen? Was dat de reden waarom ze me een veilig en verzekerd gevoel probeerde te geven?

Ik schrok van deze abrupte ommekeer. Ik wist niet zo goed hoe ik me moest voelen. Was dit de reden waarom ze de hele tijd aan mijn zijde was geweest? Was dat de reden waarom ze me een veilig gevoel probeerde te geven?
Ze wist dat mijn veiligheid in haar handen lag, vooral op zo’n onvoorspelbaar en modderig terrein waar ik zo slecht op voorbereid was. Ik wist eerlijk gezegd niet hoe ik me moest voelen. Misschien lag het aan het gevoel van wederkerigheid in combinatie met een licht gevoel van verraad. Het voelde alsof we van elkaar afhankelijk waren, maar dan wel met een hoop bijbedoelingen.
Of misschien was ik de enige die zich niet bewust was geweest van deze transactie.
Een nieuwe golf van bewustzijn
“Koop iets van ons.” Een paar andere meisjes sloten zich bij de menigte aan.
Li duwde zachtjes tegen mijn arm, alsof ze me eraan wilde herinneren dat ik alleen van haar iets moest kopen.
“Maak je geen zorgen. Ik koop iets van jou” verzekerde ik haar. De meisjes wisten wat dat betekende en vertrokken.
Ik dacht aan de beslissing die ik eerder had genomen – de symbolische som van geld. In plaats van haar geld te geven, kon ik deze buideltjes kopen.
“Hoeveel kost het?”
“Handgemaakt. Duurder.” Li liet me de buidels zien. Haar ogen schitterden van vreugde.

Met tegenzin ging ik in op haar verzoek. Ik heb snel twee buideltjes uitgekozen, want uiteindelijk was ik het haar verschuldigd. We namen afscheid bij de berghut en ik heb haar nooit meer gezien.
Ik heb nog steeds een foto van haar en het hartje van bladeren heb ik ook bewaard. Ze herinneren me aan de onderlinge afhankelijkheid tussen reizigers en de lokale bevolking. Achteraf gezien maakte het gevoel van verraad en vervelende bijboelingen geleidelijk plaats voor een nieuwe golf van bewustzijn. Ik heb geleerd hoe ik de subtiele balans tussen toerisme en mijn eigen invloed op de lokale bevolking beter kan navigeren.
We zijn op alle mogelijke manieren verantwoordelijk voor de plaatsen waar we naartoe gaan en hoe we om gaan met de mensen die daar wonen.

Als aspirant-fotojournalist is het mijn droom om mijn persoonlijke reisverhalen te delen, via woorden en foto’s. Ik hoop de essentie van menselijke gesprekken en relaties tussen culturen en grenzen zoveel mogelijk vast te leggen. In mijn vrije tijd geniet ik van schrijven, omdat het voor mij een catharsis is om met mijn gedachten te worstelen en over conflicten en dilemma’s na te denken. Als ‘memory-keeper’ houd ik van foto’s maken van plekken waar ik ben geweest, veilig opgeslagen in mijn geheugenbank a.k.a.-harde schijf.